Tuinieren met wilde planten

Een boek om te hebben. Of om weg te geven! Aan je werknemers, je klanten, je collega’s. Iedereen die met biodiversiteit, tuinen, plantsoenen, bermen en dijken bezig is. Of met bloemrijke akkerranden, vlindertuinen, vogeltuinen, daktuinen, voedselbossen, heemtuinen, Botanische tuinen. Zelfs als je bezig bent met steentuinen, balkons, industrieterreinen en dakterrassen. Licht een paar tegels en zoek op wat je kunt gebruiken.

Luister hier naar de Vara’s Vroege Vogels uitzending van zondag 3-1-2021 over ons boek.

Iedere dag genieten van een weelderige bloemrijke tuin met de vele dieren die daar leven zoals vogels, salamanders, kikkers, muizen, vlinders en wilde bijen. Een tuin vol leven, een stukje natuur zelfs midden in een dorp of stad.

Juist die kleine stukjes natuur in een stedelijke omgeving zijn heel belangrijk. Dieren vinden er voedsel en plekken om te schuilen en zich voort te planten. Mensen vinden er ontspanning en verwonderen zich over de ongelooflijke verscheidenheid en vernuftigheid van de natuur.   

Wil jij ook zo’n eigen stukje natuur creëren? Het kan overal. Echt niet alleen als je een flink stuk grond bezit, ook in je kleine stadstuin, op je dakterras of balkon is er veel mogelijk.   

Maar hoe moet je beginnen? Wat kun je het beste doen? En welke planten zijn niet alleen leuk voor dieren, maar vooral ook voor jou?  In dit boek staan alle antwoorden!

Te koop in de boekhandel en online. Of bij mij of bij Kas&Co of bij de uitgever en vraag dan naar de kortingsmogelijkheden als je er veel wilt hebben voor in het kerstpakket. ISBN 978 90 5616 608 4

Wat is inheems?

Omdat ik bezig ben met wilde planten voor een grotere biodiversiteit, krijg ik vaak de vraag “wat is inheems eigenlijk?”
Planten en dieren houden zich niet aan landsgrenzen. Een plant die net over de grens groeit in Duitsland, maar niet in Nederland, is die niet inheems, zoals het ongevlekt longkruid? Of is de situatie net niet meer goed voor die plant in Nederland?
Als de grens nou 20 km verder had gelegen was hij opeens WEL inheems… hoe vaak zijn de grenzen niet gewijzigd?

Ongevlekt longkruid, Pulmonaria obscura, 5 km over de grens bij Buurse

En is België eigenlijk ook niet inheems… oh nee, niet meer sinds… En als even daarvoor de Fransen wat standvastiger waren geweest waren we wellicht nog steeds Frankrijk… of …

Ik hou me vooral bezig met planten en wat ik nu ga beweren is niet het resultaat van jarenlang diepgaande studie naar planten-geografische gebieden en verspreiding van soorten, maar een doorontwikkeling van een suggestie van deelnemers aan het Levend Archief over de vraag waar je nog zaad zou kunnen winnen van planten die in ons land bedreigd worden, dreigen uit te sterven, of helemaal verdwenen zijn, zoals zaagblad.

Dit ook in het kader van versterking van de populaties die het vanwege geïsoleerde ligging moeilijk hebben en genetisch zo verarmen dat fertiel zaad bijna niet meer gevormd wordt zoals bij kleine schorseneer.

Kleine schorseneer, Scorzonera humilis

Het heeft natuurlijk niet alleen te maken met planten maar ook met de dieren die soms heel gespecialiseerd zijn en van die planten afhankelijk kunnen zijn voor hun voortbestaan of die ze mee helpen verspreiden.

De suggestie was deze kaart: A is “echt inheems”, B zou een prima zaadleverancier kunnen zijn van wat nog inheems te noemen is, C is wat twijfelachtiger en moet goed doordacht worden en D is eigenlijk een grens waar je je van moet afvragen of je de geografische afstand echt niet te groot vind. Een suggestie dus. Een discussiestuk.

eerste voorstel Levend Archief deelnemers

Omdat ik met een boek bezig ben over het gebruik van wilde planten in de tuin , ben ik wat verder gaan nadenken.

Het lijkt mij namelijk logischer om van meer natuurlijke grenzen uit te gaan dan van tamelijk willekeurige ovalen te tekenen op de kaart.
Ik denk dat stroomgebieden van rivieren wellicht een betere grens vormen. Veel planten en dieren verplaatsen zich langs water. Ze zouden zomaar langs de rivier drijvend of wandelend of vliegend zich kunnen verspreiden in het gebied en ja, ze doen dat ook echt. Niet allemaal. Maar je moet wat…

Voorgesteld “inheems”

Je denkt dan al snel aan de Rijn, Maas en de Schelde met als natuurlijke barrière de Noordzee. De Rijn komt natuurlijk van ver, en je kunt Zwitserland er niet echt in betrekken, dus daar begin je al. Maar de Ems grenst aan Nederland, dus die kan er wellicht juist wel bij, of misschien de Weser.
Dan zit je op het niveau van kring B van de eerste kaart maar wel iets nauwkeuriger. En kijk je naar kring C dan schamp je aan de Elbe, die weer overeenkomsten heeft met de Ems en Weser, maar die Elbe komt ook uit een gebied waarvan je kunt zeggen, is dat niet net iets te ver (Tsjechië)?

In het zuiden schampt C aan de Seine/Marne. Die rivieren komen ongeveer uit het zelfde gebied als de Maas en als je daar de begroeiing bekijkt heeft dat ook veel weg van wat er bij ons voor komt of voor kan komen. Denk ik.

Zuidelijker moet je niet gaan lijkt mij, oostelijker ook niet en Groot Brittannië lijkt mij een veel te geïsoleerd eiland om er bij te betrekken.
Maar het is een discussiestuk….

Zaagblad, Serratula tinctoria

Volkswijsheden

Volkswijsheden of volksonwijsheden.

Ieder jaar kom je ze weer tegen in het najaar. Mensen die wat oude “wijsheden” uit de la trekken, ze van tegeltjes aflezen of zelfs met droge ogen debiteren op weblogs of websites.

Ook vragen veel mensen hoe het zit “want we hebben gehoord dat…” of  “het is toch zo dat…”

Zelfs journalisten van allerlei aard schrijven of spreken over bepaalde zaken in de natuur die alleen op overlevering berusten. Het zijn dan ook vulonderwerpen uiteraard, goed om een stagiaire zijn/haar tijd mee te laten verdoen. Komt altijd weer aardig over, veel mensen worden bevestigd en al dat zogenaamde wetenschappelijke gedoe over hoe het werkelijk zit is niet in het belang van ons medium… of zoiets denken ze dan volgens mij…

Waarheden zijn trouwens heel moeilijk te verkondigen als het om de complexiteit van leven op Aarde gaat. We denken heel veel te weten, maar wetenschappers en nauwkeurige waarnemers komen toch altijd weer voor verrassingen te staan. Ofwel, je kunt continu leren in en van de natuur en de natuurlijke samenleving.

Ik waag me toch maar aan een paar voorbeelden waar de tegeltjeswijsheden duidelijk de plank misslaan en dat door iedereen ook te herkennen valt als je maar goed wil kijken of een beetje literatuurstudie pleegt.

Eikels van de Zomereik
Genoeg Beukenoten

 Eikels en beukenoten

Dit jaar, 2012 zijn er weinig eikels en beukenoten te vinden.

“Het wordt dus een strenge winter…”

Nee hoor, planten zijn geen voorspellers.
Eiken en Beuken bloeien tussen begin april en begin mei. Als het dan koud is of veel regent kan het zijn dat er minder stuifmeel geproduceert wordt, de jonge vruchten bevriezen of dat het zo nat is dat het stuifmeel de vrouwelijke bloemen nauwelijks kan bereiken. Dan heb je weinig vruchten.

bloeiende beuk

Zijn de omstandigheden wel goed dan kan het zelfs een explosie aan vruchten geven. Bosbouwers noemen dat een “Mastjaar” en vroeger was dit een teken om de volgende weinter goed te gaan dunnen omdat de tijd dan gunstig is voor natuurlijke verjonging.
Een andere betekenis van “Mastjaar” verwijst naar mest of mesten. Vroeger joeg men de varkens het bos in om zich vol te laten vreten met eikels waar ze dol op zijn. Zo’n “mestjaar” was dus goed voor het vetmesten van varkens!

bloeiende eik

Ook in andere teelten zoals van vruchtbomen praat men over Mastjaren.

En de Tamme kastanjes dan? Die bloeien veel later, in juni en hebben geen last van vorst over het algemeen en zullen veel regelmatiger vrucht dragen. Dat de eerste weken alleen loze vruchten vallen is normaal.

Paddenstoelen.

Waaraan kun je zien of een paddenstoel giftig is?

Dat kun je niet zien. Dat moet je weten. Een gedegen kennis van paddenstoelen kan voorkomen dat je giftige paddenstoelen gaat eten als je een wildplukker bent. Nederland is geen land met een echte paddenstoelentraditie in tegenstelling tot andere Europese landen. In Frankrijk is zelfs een speciale paddenstoelenmarkt, in Duitsland werd het op scholen onderwezen en zo zijn er nog veel meer voorbeelden. Die mensen zijn echter heel goed bekend met de plaatselijke paddenstoelen en de problemen ontstaan als ze in andere landen gaan plukken voor de handel. Ombekende soorten kunnen per ongeluk meegeplukt worden… de meeste paddenstoelen zijn echter niet echt giftig maar kunnen wel voor lichamelijk ongemak zorgen. Heel veel zijn er goed eetbaar en een paar zijn dodelijk.

Knolamanieten zijn over het algeen dodelijk, maar niet voor slakken

Van die dodelijke paddenstoelen wordt echter goed gegeten door bijvoorbeeld slakken, die totaal geen last hebben van het gif! Dit is namelijk zo’n fabeltje: “Als er van gegeten is kun je de paddo eten…” Zeer gevaarlijk dus. En “als je een paddenstoel kookt istie niet meer giftig…” Dat klopt voor enkele soorten, maar waarom zou je je daaraan wagen? Jong eetbaar en oud giftig klopt ook hier en daar mat was jong en wat is oud?

En dan de inktzwam. heerlijke paddenstoel als je hem jong plukt, maar in combinatie met alcohol kom je gegarandeerd van de alcohol af. De kale inktzwam vooral bevat een stof die als paardenmiddel gezien kan worden om van een alcoholverslaving af te komen!

De Kale inktzwam, voor wie van een alcoholverslaving afwil

Vogels

Daar zijn meer verhalen over te vertellen, hier maar twee.

Pestvogels zijn soms massaal aanwezig, ook in plantsoenen en tuinen

Pestvogels.

Pestvogels kondigen ziektes aan.
Omdat bepaalde ziektes het ene jaar harder toeslaan dan andere jaren en sommige vogels die in het hoge Noorden en in de bergen broeden vaak goede broedresultaten hebben waardoor ze in de winter  zich over een veel groter gebied en in grotere aantallen verspreiden was de link al snel gelegd. Dat het in de broedgebieden een “Mastjaar”was geweest, wist men uiteraard niet. Ook kon het zijn dat in grote delen van Oost Europa de winter erg streng was waardoor vogels naar de meer vorstvrije gebieden trekken. Pestvogels zijn daar een voorbeeld van maar ook Ganzen, Kivieten en tal van andere kleine zangvogels vertonen dit gedrag.

Ze zijn zo tam dat je ze heel dicht kan benaderen. In hun leefgebieden kennen ze mensen niet als vijand.

Ganzen.

Wanneer ganzen naar het Zuiden trekken komt er vorst en wanneer ze naar het Noorden trekken gaat het dooien.

Het “kan” waar zijn. Vooral in de tijd dat er geen ganzen meer broedden in Nederland, zo tussen begin en de jaren ’70 van vorige eeuw kwamen de ganzen vooral in de winter naar ons land. Ze trokken vooral mee met de vorstgrens omdat ze graag gras vreten en als dat onder sneeuw en ijs ligt is dat wat onhandig. Maar heel veel ganzen bleven ook dan in ons land. Bij zeer strenge vorst in het Noorden kwamen dan wel duidelijk meer ganzen hier hun geluk beproeven en vonden het hier dan ook niet en trokken door… en weer terug.
Nu is dat heel anders. Vooral veel grauwe ganzen broeden hier nu en zijn jaarrond in Nederland. Wanneer je nu dus ganzen ziet rondvliegen is dat meestal naar de slapplaatsen. Ze verzamelen zich bijvoorbeeld in het rivierengebied massaal om de nacht door te brengen op de rivier of in de uiterwaarden en vliegen in de ochtend weer naar de kale maisakkers en de hoogproductieve graslanden die agrariërs eigenlijk bedoeld hebben om een overschot aan melk te produceren… waar ze dan weer een boete voor krijgen OMDAT ze dat gedaan hebben.. en de ganzen krijgen dan de schuld dat ze te veel gras eten en schade veroorzaken. Ik zou denken dat ze dan de boetes beperken, maar dat is te rationeel gedacht  voor deze maatschappij.

Grauwe ganzen met al grote jongen in een voormalig landbouwgebied, nu natuurgebied in Zuid Holland

En dan als laatste, de insecten.

Vlinders en wespen.

Een aantal soorten vlinders in Nederland zie je nog erg laat vliegen als het mooi weer is. Sommige mensen denken dan dat die “snel dood gaan, want de winter komt er aan”. Niets is minder waar. Deze vlinders overwinteren. Ze gaan een mooi plekje opzoeken in houtstapels, in schuurtjes, in kelders, op zolders, spouwmuren, achter luiken, holle bomen en onder stenen. Ze zijn net uitgekomen, augustus, september, overwinteren en vliegen bij de eerste warmte weer vroeg in het voorjaar. Dagpauwoog, Kleine vos en Citroenvlinder zijn voorbeelden.

Dagpauwoog, een overwinterende vlinder

Ook Hommels en wespen overleven zo de winter en wel de Koninginnen. En hier heb je dan het meest verbreide onzinverhaal over deze dieren:  Bij een strenge winter gaan veel wespen dood en bij een zachte winter heb je er meer. Ieder jaar staat dat weer in de krant… en het is NIET waar.
Insecten die overwinteren gaan in winterrust. Hun “bloed” bevat een soort anti-vries. Bij strenge vorst gebeurt er helemal niets met ze. Maar wanneer de temperaturen net boven het vriespunt zijn zo nu en dan kunnen schimmels wel leven en groeien. Insecten zijn dan niet in staat zich te verweren tegen schimmels en de kans dat ze een schimmelinfectie niet overleven is groter in een zachte winter dan in een strenge winter.

Een wesp knagend aan hout om materiaal voor het nest te verzamelen

Een combinatie van zacht weer, strenge vorst en zacht weer is nog veel erger. Ze blijven lang actief maar er is weinig voedsel (meestal nectar van bloemen), ze verzwakken. Strenge vorst, dat overleven ze dan wel, maar dan wordt het weer zacht, met nu helemaal geen bloemen meer. Ze zijn dan vatbaarder voor schimmels en als ze actief worden is er geen voedsel… Dat is in de winter van 2011 en 2012 gebeurd waarschijnlijk waardoor er heel weinig wespen waren.